Ze wilde aan leuke dingen denken. Aan haar kind, aan Athios, aan liefde en geluk, maar ze kon het niet. Hoe hard ze ook zou proberen, het zou niet werken. Af en toe leek ze even weg te zijn. Zwart werd het dan voor haar ogen. Of dat kwam omdat ze bijna sliep, of omdat ze het zo koud had, Elina wist het niet. Haar benen had ze al naar zich toegetrokken om de warmte niet te verliezen, het hielp niets. Ze was weer even weg, de duisternis had haar opgeslokt. Verdwenen in het donker, niet van plan om haar ooit nog het daglicht te laten zien.
Niet veel later was ze aan het lopen, op straat, vele steegjes. Het was leeg, stil, maar ze was niet bang, ze hield ervan om hier te lopen, even tot jezelf komen. Alle tijd van de wereld had ze om na te denken over alles wat ze maar wilde, alles op het gemak. De neiging om te gaan zingen was groot, van geluk, van vrijheid, vandaag was alles in kleur. Zelfs nu het donker was en je alleen de dingen kon zien die werden verlicht door de maan, waren in kleur. Het positieve gevoel overviel haar, het was af te lezen van haar gezicht en ze zou iedereen die ook maar in de buurt kwam ermee besmetten.
Ze voelde iemand achter zich lopen, elke stap die ze zetten, leken twee stappen voor hem te zijn. Voor ze het in de gaten had, stond hij achter haar. Een hand over haar mond, iemand die haar tegen de muur aandrukte. Jammer dat het Athios niet was, hij had hier wel mogen zijn, ze zou zich lachend omdraaien en zorgen dat hij moest lachen. Zijn lach was onweerstaanbaar, zijn ogen die straalden was het mooiste dat ze ooit had gezien. Elina kon uren over Athios praten, over alle mooie kanten van hem, ze zou niet uitgepraat raken. Alleen deze man was Athios niet, niet haar Athios die haar hart had gestolen.
Toen ze tegen de muur stond zag ze zijn gezicht niet, hij had donkere kleding aan, een capuchon over zijn hoofd. Elina voelde hoe de baby tegen haar buik trapte, dat was nog niet vaak gebeurd, een teken van leven deed haar glimlachen en beseffen dat het echt waar was, dat ze moeder werd.
De man draaide zich half om, het licht van de maan viel op zijn gezicht. Tot haar grote verbazing was het geen man, maar een vrouw, ze herkende het gezicht niet, wat moest die vrouw van haar? Ze voelde hoe de hand haar helemaal tegen de muur aan duwde, ze zag hoe de vrouw haar arm bewoog. In haar hand had ze iets dat het licht weerkaatste, het was een mes en haar arm kwam dichter naar haar toe. Met een snelle beweging ging de arm opeens naar voren, haar hand dicht bij haar lichaam, het mes in haar lichaam. Het bleef niet bij een messensteek, het werden er meer, het leek alsof ze niet kon stoppen. De blik in de ogen van de vrouw, alsof ze niet bij haar hoorden, alsof ze gek werd, alsof ze werd bezeten door de duivel.
Elina voelde hoe de muur achter haar weggleed, in plaats van de muur zag ze de straat, de straat die steeds dichterbij kwam. Ze voelde hoe het bloed uit haar lichaam stroomde, ze voelde een immens grote pijn. Behalve de pijn, voelde ze ook verdriet, drie steken in haar buik, het kon niet anders of de baby was dood. Hoe moest ze dat ooit aan Athios vertellen, hoe zou ze ooit bij hem komen nu ze hier op de grond lag te bloeden.
De vrouw leek weg te gaan, maar ze kwam weer terug, opnieuw een aantal messensteken. De laatste vijf voelde ze niet meer. Elina wilde schreeuwen, maar haar stem leek te zijn verdwenen, haar lippen leken vastgevroren, haar hersenen leken niet meer te doen wat ze wilden. Was dit nu waar al die mensen altijd over praatten? Was dit nou wat die andere vrouw van vandaag ook overkwam? Was dit het gevoel als jij je laatste adem uitblies? Was dit nou dood zijn?
Elina schrok op, een rilling die door haar heen ging, wakker uit een nachtmerrie. Waterdruppels liepen uit haar ogen, over haar wang, naar beneden. Ze keek verdwaasd om haar heen, de stoep, de straat, het steegje, de maan, alles was als hiervoor. Ze was niet dood, ze was nog in leven, er was geen moordenaar die haar achtervolgde, er was geen vrouw, er was niemand hier in de buurt. Elina staarde naar de overkant, haar hand lag op haar buik, ze huilde zonder geluid, zonder zich ervan bewust te zijn, helemaal in shock. Met alle krachten die ze nog had, probeerde ze wakker te blijven, haar ogen open te houden, ze wilde niet weer dat ze dood ging, dood ging in een nachtmerrie. Catharina kwam aangelopen, ze zei haar naam, Elina hoorde het wel, maar leek het niet bewust te horen. Na een paar woorden, merkte Elina wel hoe het warmer werd, maar dat Catharina daarvoor had gezorgd, kwam niet over. Catharina pakte haar vast, hielp haar omhoog. Er ontplofte iets in haar hoofd, ze maaide met haar armen in het rond, ze zorgde ervoor dat Catharina haar losliet. Elina was er niet bewust van dat het Catharina was, ze dacht dat het die vrouw was, die vrouw die er op uit was om haar en het kind te vermoorden, de vrouw die haar alle kleuren van het leven wilde ontnemen. Dat liet ze niet zomaar gebeuren, ze vocht alsof haar leven er vanaf hing, wat nog letterlijk was ook. De mannen kregen niet de kans om haar te pakken en haar naar een veilige plaats te brengen. Elina rende er vandoor, al was het niet echt rennen, haar spieren werkten niet echt mee, maar toch wist Elina te ontsnappen van de vrouw.