Hijgend van de schrik zat ze op de kant van de ijsschots, de wolkjes van adem kwamen sneller achter elkaar maar werden ook kleiner. Haar ogen stonden gericht op het ijskoude water, maar ze bewoog zich niet, verstijfd van angst en uit voorzorg. Als ze in dat water zou vallen, zou ze onderkoeld raken, sowieso. Euri stond nog steeds te rillen, haar pupillen groot. Toen was er plotseling een geluid dat de aanwezigheid van iemand anders aantoonde. Iemand anders? Wat had diegene hier te zoeken? Het was hier nou niet bepaald
the place to be op dit moment. Inaz keek op, er verscheen een meisje, ze stond daar. Er ging een kleine schok door haar heen; wie was dit? Ze had haar natuurlijk gehoord toen ze viel en was komen kijken. Ze kneep haar ogen even samen terwijl ze het meisje in zich op nam. Een taaie dame, dat was duidelijk. Ze was gewend aan dit weer en wist hoe je met zoiets moest omgaan, droeg heerlijk warme kleding, maar had ook iets mysterieus. Ijsblauwe ogen, donker haar. Ze glimlachte, tot het mes haar netvlies binnendrong. Met wat gestuntel stond ze op, en merkte dat ze een stukje langer was. De zwarte kraai op haar schouder begon plotseling te kraaien en uit een reflex knipperde ze met haar ogen. Het meisje hield het mes dreigend voor zich uit, waarschijnlijk puur uit zelfbescherming en argwaan. Dat was logisch. Inaz pijnsde even en wierp snel een blik op Euri, daarna hield ze haar handen omhoog en keek het meisje recht aan. "Wie ben je?" werd haar toegebeten. De Dustseeker zweeg kort, nog steeds had ze het koud, zeker nu er een ijzige wind ontstond die door haar luchtige kleding waaide. Ze voelde de blik van het meisje over zich heen gaan, alsof ze werd gescand, gedetecteerd, alsof er in haar ziel werd gekeken of er misschien iets niet klopte. "Je lijkt niet echt... Van hier," klonk het van de andere kant. Daar had ze volkomen gelijk in. Ze leek niet van hier en ze was niet van hier. Inaz keek toe hoe het mes in een riem verdween en haalde opgelucht adem. Plotseling was het meisje heel erg aardig, er werd haar een warme bontenmantel toegeworpen. Verward raapte ze het van de grond en sloeg het om haar heen. Een heerlijke warme gloed ging door haar lichaam, ze stopte met rillen, Euri kwam dicht tegen haar aan staan. "Dus. Wie ben je?" Ze viel in herhaling, het meisje met de kraai. Inaz mocht die kraai niet zo, hij had iets weg van een of andere vuile dief. Een smiecht.
"Inaz," sprak ze haar naam uit, elegant. De naam ging door haar gedachten, in letters, een herinnering van haar reflectie in het water spookte door haar hoofd.
"Ik kom van de woestijnen. Arabië. Dit is de eerste keer dat ik sneeuw zie," zei ze, dat laatste sprak ze uit alsof het belachelijk was. Misschien was dat ook wel zo. Ach ja, voor de een zo bijzonder, voor de ander zo normaal. Er waren vast ook wezens die nog nooit in de woestijn waren geweest. Ze keek kort naar haar laarzen, gedrukt in een laagje sneeuw, het was erg glad, ze moest echt uitkijken hier. Haar vingers gingen door de warme vacht van Euri, die zweeg alsof haar leven ervan af hing.
"Bedankt voor de mantel. Met wie heb ik de eer?"