Tempus keek liefdevol naar Catharina en keek vertrouwenswaardig naar de bol.
''Ik weet dat je de bomen moet beschermen, ik weet dat je Domina bent, ik weet het allemaal, maar ik wil je absoluut niet nog eens...'' Tempus schraapte zijn keel en verbeterde zich. ''Ik wil je niet verliezen Cath'' Tempus keek haar aan, en genoot toen ze zich naar hem omkeerde en omarmde. Hij sloot wederom zijn ogen en glimlachte op Caths woorden. Toen bood ze aan om wat te gaan eten, en hij liep achter haar aan. Voordat ze de kamer uit liep, greep hij haar arm en zei.
''Beloof dat je wel voorzichtig doet’’Tempus keek haar serieus aan. Na haar antwoord liepen ze samen naar beneden om wat te gaan eten. Tempus pakte de spullen uit de kast, en bedacht dat hij nog iets was vergeten boven.
Zijn boog lag nog op het bed.
Tempus snelde naar boven om zijn boog van het bed te pakken, en keek naar het kleine strikje aan het bed. Het Diamanten touwtje zat veilig vast aan het bed, en zou daar blijven zitten om Cath terug naar huis te brengen als het nodig was.
Tempus maakte vlug het bed op waar Cath op had gerust en deed het raam open. Zo was de kamer helemaal klaar als Cath weer naar bed ging. Ze had haar rust goed nodig. Ze moest rusten om dit allemaal te kunnen.
Tempus zuchtte diep. Liever had hij haar veilig hier gelaten in het huis. Samen met haar kinderen. Lekker spelen in het gras, bloemenkransen maken voor de kinderen en zonder zorgen kunnen leven. Maar hij wist dat dat niet kon. Ze zou zich sowieso zorgen om hem gaan maken, en ze zou hem hoe dan ook volgen en hem helpen. Niet alleen om hem maar ook voor de bomen.
Tempus was zo in gedachten verzonken dat hij niet doorhad dat er iemand binnenkwam door de grote houten deur. Pas toen hij een vloerplaat hoorde kraken keek hij op, en ontwaakte hij uit zijn dagdroom en overpeinzingen. Een man met een donkere cape en een grote Fleur-de-lys op zijn cape geborduurd, kwam binnen. Zachtjes, en met kleine zweverige passen. Zijn hele lichaam was verdwenen achter zijn cape, en Tempus kon niet zien wie het was. Maar de Fleur-de-lys liet zjn bloed stollen. Tempus zette twee passen naar achter en botste tegen het bed aan. De man met de cape kwam dichterbij en liet een spoor van witte pioenroosblaadjes achter op de vloer.
Tempus bedacht zich dat in de oude wereld de Fleur-de-lys een Frans Embleem was. Het kwam voor op wapenschilden van bepaalde families. Maar er was maar een familie waar de Fleur-de-lys werd gebruikt, niet zijnde een franse lelie, maar een Witte Pioenroos. En de blaadjes op de grond benadrukten dit geheel.
Tempus keek lichtelijk angstig naar de man, en vroeg stotterend wat hij hier kwam doen. Er kwam geen antwoord.
Tempus zocht naar uitwegen. De deur, het raam. De deur naar de badkamer misschien.
Maar de man was al te dichtbij om nog te vluchten. Hij greep zijn boog stevig vast . In een vloeiende beweging spande hij hem, en legde hij de pijl in het gespannen draad.
Maar voordat hij de pijl kon schieten kwam er een scherp voorwerp in hem. Een pijnlijke scheut schoot door zijn borst en verlamden zij spieren. Met een zacht en onhoorboor plofje viel Tempus achterover, door de Diamanten draad die nog steeds vast gespannen aan het bed zat. Hij raakte er verstrikt in. De man met de Cape stopte een zakdoek in zijn mond, met daarop de Fleur-de-lys.
Tempus kon niets meer dan alleen maar toekijken hoe de man een knuppel omhoog hield, en ermee zwaaide door de lucht. De Cape vloog door de beweging af en het afschuwlijke gezicht werd zichtbaar.
Tempus ogen schitterden van paniek, toen hij de man zag.
‘’JIJ’’, ontsnapte, bijna onhoorbaar, uit zijn mond. Toen kwam de knuppel dichterbij zijn gezicht, en maakte zijn zicht wazig. Nog even was Tempus bij bewustzijn en zag hoe hij het huis uit werd gesleept, stilletjes door de achterdeur het bos in. Een diamanten draad schitterde achter hem in het gedempte zonlicht. Toen werd alles zwart.
Ondertussen was er een wind opgestoken. De vlagen beukten tegen de hoge muur, die aan het einde van de wereld op Opacare stond. De muur wankelde voor het eerst der jaren onder de luchtdruk. Steeds harden begon de wind te beuken, en bladeren en zand vloog op in de lucht.
Gruis werd uit de muur gedrukt en verdween in de lege ruimte erachter. Steeds meer gaten vielen in de muur. Op een gegeven moment kon de wand het allemaal niet meer aan. En met een zucht viel het onder de druk van de wind naar achteren, en verdween samen met de bladeren en het zand, de onheilspellende zwarte diepte in.