Romana keek de oude man met een al even koude blik aan en wachtte, half gedwongen, tot hij eindelijk uitgesproken was. Haar irissen veranderde geleidelijk aan van een oceaanblauwe in een ijsblauwe kleur.
“Ten eerste is mijn naam Ro-ma-na.” sprak ze uiteindelijk zo kalm mogelijk uit, maar de afkeer viel duidelijk in haar stem te horen. Ze lette erop expres nadruk te leggen op elke lettergreep in haar naam alsof de man anders te doof en/of achterlijk zou zijn om het te begrijpen. Het was bedoeld ter verbetering van zijn termen voor haar: jongedame en nog erger..snotneus! Wie dacht die vent wel niet dat hij was?! Het vorige moment was het oudje vrolijk aan komen wandelen en nu wilde hij háár dader arresteren, alleen omdat hij zich dan ineens belangrijk voelde ofzo? Achterlijk en aanstellerij vond ze dat. Wat het allemaal nog net iets erger maakte, was het feit dat de man blijkbaar voor het Magisterium werkte aan zijn rol perkament te zien. En als er iets was waar Romana een gruwelijke hekel aan had...
“Ten tweede..” ging ze gedreven verder.
“wie zei dat na een simpel excuus alles vergeven zou zijn?” Ze trok even hooghartig haar kin op.
“U kent mij totaal niet – en geloof me als ik zeg dat u dat ook echt niet wilt – dus hoe zou u nou kunnen weten wat mij tevreden zou stellen? Wie weet had ik nog wel meer plannen met die 'crimineel'.” Romana's blik gleed kort naar haar dader.
“Nee, niet op die manier.” prevelde ze snel tegen hem voordat hij weer met één of andere gevatte opmerking zou komen als reactie op die laatste zin van haar. Romana merkte hoe het vuur in haar binnenste meer en meer begon door te klinken in haar stem, vooral toen de oude man een soort gevangenis leek te ontwerpen uit de bomen voor hemzelf en de dief. Als ze haar inmiddels gesmeden plannetje wilde uitvoeren, moest ze snel zijn voordat die ouwe hier ook nog mee weg zou kunnen komen! Voor ze aan de eerste stap begon, zuchtte ze even diep. Kalm nu, gonsde het in haar hoofd.
“Maar goed..aan de andere kant heb ik er het volste vertrouwen in dat het Magisterium wel raad weet met deze dief, dat moet ik toegeven.” Uit alle macht probeerde Romana de woorden niet sarcastisch te laten klinken (ze meende er natuurlijk niets van) én leek ze zogenaamd zeer geïnteresseerd in het bouwwerk van bomen.
“En, hoewel het me enige moeite kost om toe te geven, wil ik u toch zeggen: u mag hem hebben hoor.” Het verlangen om te grijnzen was nu groter dan het sarcasme. Het leek wel alsof ze vee aan het verhandelen waren..!
“Straf hem maar op de manier die het Magisterium voorschrijft, dat zal wel de beste zijn.” Hm, nee..het sarcasme-verlangen was toch sterker. Plotseling onderdanig – het soort gedrag dat Romana normaal gesproken totaal vreemd was - deed ze een pas naar achteren alsof ze weg wilde lopen.
“Nou, dan ga ik maar..” mompelde ze met een gespeeld pruillipje en misnoegde blik, maar onopvallend en enkel zodat hij het kon zien knipoogde ze naar de crimineel, waarna ze kort omhoog keek naar de vuurvogel. Vervolgens floot Romana één keer luid en duidelijk om haar Anima te roepen, leek het, toen de feniks eindelijk verdwenen was, maar het diende niet alleen daarvoor..
Bacara zat zich nog steeds te verwonderen over het schepsel in het vossenhol terwijl deze inmiddels al weg was gevlogen, tot hij plotseling de toon hoorde. Goed getraind (mede door vele ervaringen) en sterk -en vooral geestelijk- verbonden met Romana, wist hij direct wat dit geluid inhield. Zonder te aarzelen veranderde Bacara zichzelf in een grote adelaar, vloog – na kort om zich heen gekeken te hebben- recht op Oblivios en de dief af en spuwde een ongelofelijk vlam magisch vuur naar de bomen rondom hen. Hij kon zweren dat hij de bomen bijna hoorde kermen van pijn. De magie zorgde ervoor dat het schors met inhoud volledig verschrompelde. Romana leek dit goed genoeg te vinden, dus richtte Bacara zich op zijn andere taak: onverwacht liet het mythische wezen zichzelf uiteen vallen in een grote, dikke wolk rook die tot ver het bos in reikte. Overal waar men keek in de directe omgeving was het nu donker, leek het, de zon was onzichtbaar en de wolk maakte dat je geen hand meer voor ogen zou kunnen zien, behalve dan een zekere snotneus die er zelf in getraind was om haar weg te vinden in de donkerte, al dan niet min één van haar zintuigen..
________________________________________________________________________
Vlug schoot Romana naar voren en trok de dief – al dan niet wat ruw- bij de vlammen vandaan. Daarna hees ze hem zo snel ze kon overeind en sleurde ze hem bij zijn arm mee het bos in. Zich concentrerend op haar andere zintuigen en met haar hand stevig om de arm van de jongeman geklemd, sprintte Romana verder over gevallen boomstammen, dode takken en bladeren, struiken en andere boselementen.
“We moeten bij een rivier zien te komen!” riep ze achterom naar de dief ter verduidelijking.
“Dan kan die ouwe onze voetsporen niet volgen!” en ze rende verder. Gek eigenlijk: normaal was Romana totaal niet het type om te vluchten. Ze ging bij wijze van spreken nog liever de strijd aan met drie volwassen kerels, dan dat ze zich al wegrennend met de staart tussen de benen gewonnen zou moeten geven. Maar nu was het anders; op de één of andere manier vermoedde Romana dat de oude man in werkelijkheid veel meer in zijn mars had dan dat hij tot nu toe al had laten blijken en daarbij was er nog die vreemde vuurvogel van hem die zich gelukkig wel op enige afstand bevond inmiddels.. Hm, nee het leek inderdaad het beste om zelf weg te gaan, voor nu dan..
Bacara hield zich ondertussen nog steeds bezig met de afleiding. Zijn rook kringelde in het rond. Hij vond het prachtig! Niet alleen kon hij zo Romana uit de brand helpen, maar hij kon ook nog eens laten zien wat hij allemaal in zich had! Ha! Daar hadden hun tegenstanders vast niet op gerekend!