Ze waren op weg naar Egypte. Om preciezer te zijn naar de hoofdstuk van het rijk, Memphis. De zon scheen in haar gezicht, maar niet vervelend. Een gelukzalig gevoel was haar overvallen. Het zand wat overal te zien was, ging over tot een weg. De weg zou leiden naar de stad. Elina had het niet in de gaten. Ze keek naar Athios. Wat zou er nu in zijn hoofd omgaan? Elina had behoefte om te praten over de toekomst, over wanneer zij een kind zouden hebben. Hoe stelt hij zich dat voor? Misschien was het handig om een paar dingen af te spreken, een paar regels. Namen bedenken die ze leuk vonden. Helaas moest ze wachten.
Bij de stad aangekomen gingen ze beiden hun eigen weg. Athios ging naar farao Merenptah. Hij moest en zou daar heen gaan, maar met welke redenen allemaal wist Elina niet. Ze zou er wel achter komen. Zelf liep ze over de markt. Het was druk. Vrouwen die stonden te praten, de ander die ergerde zich eraan, want die moesten er snel door. Er waren veel bedelaars. Diep van binnen had Elina medelijden met hun. Ze zou ze in huis willen nemen en voor ze zorgen. Ze moest alleen begrijpen dat dat niet kon en dat sommige ook slechte bedoelingen hadden. Kinderen liepen op straat. De een speelde vrolijk, de ander had de hand van zijn moeder beet. Het was een straat en aan die straat was een plein. Het grootste gedeelte van het plein was vol. Elina hoorde een kind huilen, de moeder had een boze toon in haar stem. Dat zou misschien wel haar minpunt kunnen zijn, ze kon niet zo heel goed boos zijn en al helemaal niet lang.
Elina vroeg zich af wat Athios nu aan het doen was en hoelaat hij klaar zou zijn. Hoelaat moest zij naar de farao gaan? Ze besloot om haar rondje af te maken en om dan terug te gaan. Op een rustig tempo liep ze verder. Totdat ze opeens werd verstoord door een jongen die tegen haar aanbotste. Hij had behoorlijk wat haast, hij riep nog sorry, maar ging daarna er weer snel van door. Elina was geschrokken, want die jongen herkende ze. Zijn stem was wel veranderd, maar ze waren nu ook al een paar jaar later. Zijn gezicht, ze herkende… ze herkende haar zus! Was dit Arthur? Heeft ze na al die tijd Arthur gevonden?
Uit de menigte kwam ook nog een man. Hijgend stond hij stil naast haar.
‘Gaat het wel? Wat is er gebeurd?’ De man reageerde geïrriteerd op haar vraag.
‘Dat joch steelt om de dag wel iets van de kramen die hier staan. Altijd steelt hij voedsel en anders iets heel waardevols wat hij kan verkopen. Ik ben nooit snel genoeg om hem te pakken te krijgen.’ Daarna liep de man weer mopperend terug.
Elina ging richting de Farao. Daar wachtte ze op Athios. Ze moest vertellen wat er vandaag was gebeurd.