Ash lag op zijn rug aan het strand te genieten van de eerste lentezon.
Het water kabbelde zachtjes, en bracht hier en daar wat verkoeling. Zijn Anima, Trust, een fennek lag op zijn rug in het water. Zijn ogen waren fijngeknepen tot kleine spleetjes en zijn tong hing uit zijn bek.
Ash moest lachen om het lompe gedrag van zijn wederhelft, maar je zag wel dat hij genoot.
In de verte hoorde Ash stappen. De grond trilde lichtjes onder hem.
Zacht brommend plaatste Ash zichzelf in zithouding en keek schichtig om zich heen of er iemand aan kwam. Op het eerste gezicht zag hij niets, maar verweg zag hij een schimmig persoon aankomen. Een persoon die hij nog nooit had gezien.
De persoon zat op een groot paard, dat, keurig in galop, aan kwam lopen.
Ash bromde wat, en ging onverstoord verder met zijn middagdutje, in de hoop dat de vreemde persoon hem niet ging storen. ''Siësta'', fluisterde hij. ''Het is Siësta''
Ook Trust was niet blij met de indringer. De geur was vreemd en onbekend, maar zeker de geur van een vrouw.
Trust opende een oog om te zien wie het was, en wat zijn wederhelft deed.
Waarschijnlijk zou de vreemde wel voorbij gaan en hen met rust laten. Dat was haar geraden ook, want iemand storen uit zijn Siësta is wel het domste wat je wilt doen.