1 I am Eternal wo feb 02, 2011 5:04 pm
Duwan
Ik ben een Nieuweling
'Esau!' Duwan riep de kat, en hakte een laaghangende tak weg met het zilverwitte zwaard in zijn rechterhand. Geen reactie van de kat. Duwan mompelde wat, en begon richting zijn doel te lopen, zijn tas met spullen over zijn schouder gehesen en zijn boog in de koker aan zijn heup, pijlen gevederd en klaar om afgeschoten te worden. Een witte lok haar viel voor Duwan's ogen, en hij veegde de pluk geërgerd weg. Het zweet liep over zijn gezicht, al was het niet erg warm en droeg hij niet uitermate warme kleren.
Duwan had een apart uiterlijk door zijn witte haar en de zwarte tatoeages over zijn gehele lichaam, inclusief gezicht. Zelfs zijn lippen waren betekend met de inkt, die hij met moeite uit bomen in een verre streek van Dust had ontdekt. De inkt was eigenlijk een poeder gemengd met zuiver water en een bepaald soort giftig sap. Het poeder had hij gemaakt door bladeren van dezelfde giftige boom te vermalen en te drogen. Duwan had echter een ander ingrediënt gebruikt voor zijn inkt. Maar daar sprak hij nooit over; zijn zonden waren op zijn lijf geschreven.
Esau rende met grote passen tussen de bomen door, onder takken langs, en klom soms in een hoge boom die hem verbinding verschafte tot een andere boom. Ondertussen keek hij naar beneden. Hij wist dat Duwan hem kon voelen, maar dat de man met het witte haar hem toch niet zou zien. De kat giechelde in zichzelf, en bekraste snel een boom; zo markeerde hij zijn vergane afwezigheid voor andere wezens; hopelijk zou een soortgenoot, een van de laatsten, hem zo kunnen vinden.
De kat snoof even een geur op, waarschijnlijk van een vogel die hij nog niet kende, en keek in het rond. Hij hield zijn kopje schuin, en bewoog even met zijn oren, waardoor de pluimpjes aan de uiteinden zich vrolijk bewogen. Toen draaide de kat zich om, en vervolgde hij zijn weg boven zijn partner, die hem eens riep.
Esau wist evengoed als Duwan dat het roepen in dit woud hen wel eens fataal zou kunnen worden. Als een gezochte door het Magistrerium zou Duwan niet graag gezien worden door de hoge heren in de Grote Boom, maar schijnbaar kon het de getatoeëerde man niets schelen; hij had immers het geld voor deze klus aanvaard zonder tegenspraak. Esau kon niet bedenken waarom Duwan niet had tegengesproken. De witharige wilde het hem ook niet vertellen; dus zweeg de kat, en Duwan zweeg ook. Samen konden ze alles aan, dus waarom zouden ze überhaupt praten. Het maakte de kat weinig uit, en Duwan scheen zich niet te storen aan de stilte.
Duwan stond stil, en keek om zich heen. De open plek die hij had bereikt, was vreemd en angstaanjagend vredig. Geen geluiden. Geen geuren voor de mens. Het was een dode plek, al groeiden alle bomen hier gewoon, en waren ze groen. Duwan keek vervreemd om zich heen, en schudde zijn hoofd. Hij zou hier niet moeten zijn. Zijn kat sprong naast hem op de grond, en draaide een nieuwsgierig, vragend rondje om zijn benen heen. Duwan raakte Esau's geest aan met de zijne en gaf zijn verbazing over de plek aan. Esau reageerde met eenzelfde nieuwsgierigheid.
Opeens stond de kat stokstijf, en keek om zich heen met gespitste oren. Hij bewoog met één poot richting de bosrand, en Duwan haalde zijn boog uit de koker, nadat hij zijn zwaard had weggestoken. Hij legde een pijl aan, en keek om zich heen, zonder een woord te spreken. Hij wachtte, en luisterde...